Micha 2,1-13
- Vertaling: Doddy van Leeuwen
- voor 1 december 2019: 1e van de Advent (A-jaar)
- uit Micha: Micha 2,1-13
Vertaling: Doddy van Leeuwen
Noten
-
Geber = eig. (jonge) man; kan hier ook met ‘ieder(een)’ worden vertaald.↩︎
-
SHA (1991): i.p.v. ‘vent/kerel’ en ‘man’: ‘man’ en ‘mens’.↩︎
-
Persoonswisseling – Of is het toch Micha die blijft spreken? Volgens Ritsert citeert Micha hier JHWH, een van de weinige keren in dit boek, naast Mi. 1,6 en 3,5. Vgl Kristin Ritsert, in ‘De Eerste Dag’ (2011), 1, 14.↩︎
-
Misjpacha.↩︎
-
Het kwaad wordt in deze vertaling gedacht als juk (en niet als strop), vanwege het erop volgende ‘rechtop gaan’.↩︎
-
Door wie? – De roddelpers?↩︎
-
En aapt een klaaglied na, dat waar is geworden. Men wil ironisch zijn?↩︎
-
Van mur (hif.): verruilen, veranderen.↩︎
-
Wie is hij? JHWH?↩︎
-
Sjobeeb (van ww. sjub*): afkerig, afgewend; behalve hier alleen nog in Jer. 31,22; 49,4; 8,5.↩︎
-
Gora*l: in het Engels het leukst: een lot. Vgl. Jozua 18,11. Komt er een nieuwe verdeling van het land na de ballingschap?↩︎
-
Qahal: volksvergadering, gemeente van God, i.h.b. Israel.↩︎
-
Nataf: druppelen, druipen; hif.: druppelen, stromen laten (van woorden, gezegd van profeten): zeveren, prediken.↩︎
-
Hadar: sier, pracht, waardigheid, glans, luister, eer.↩︎
-
Wat is hier nu weer aan de hand? Uittrekken uit het huis of het land? Dan kan dit niet het land van belofte zijn, waar je in rust kunt zitten.↩︎
-
‘Als iemand gaande in de geest liegend en bedriegend zou verkondigen: “Wijn, sterke drank!”, dát zou een verkondiger voor dit volk zijn.’ Vert.: Dick Schoon, in Micha en de anderen. Gedachten en gebeden voor de 40-dagentijd. Uitg. OKKN, Amersfoort z.j., 02.↩︎
-
Dobèr: afgelegen plaats, weide; komt behalve hier alleen nog voor in Jes. 5,17.↩︎