Micha 2,1-13

 


Vertaling: Doddy van Leeuwen

1
Wee hun die onheil bedenken
en kwaad bewerken op hun rustbedden
in het licht van de morgen doen ze het,
want het is in de macht van hun hand.
2
Begeren ze velden, ze roven die,
huizen, ze nemen die.
Ze onderdrukken een vent1 en zijn huis
een man2 en zijn erfdeel.
3
Daarom, zo zegt JHWH:3
Zie, ik bedenk tegen dit geslacht4 een kwaad
waar jullie je nek niet onderuit5 kunt trekken,
zodat je niet rechtop kunt gaan,
want het wordt een kwade tijd.
4
Op die dag wordt over jullie een spreuk aangeheven6
en klaaglijk klaagt men een klacht:7
Overweldigd, zegt men, overweldigd zijn wij.
Het erfdeel van mijn volk verruilt8 hij,9
hoe onttrekt hij het mij!
Aan afkerigen10 deelt hij onze velden toe.
5
Daarom zul je niemand hebben die het meetsnoer werpt
in het gelote gebied11 van de vergadering12 van JHWH.
 
6
Predikt niet, prediken ze, niet prediken hierover.13
Het houdt niet op, de beledigingen.
7
Kan dat gezegd worden, huis van Jakob?
Is JHWH ongeduldig van geest,
Zijn dat zijn daden?
Doen mijn woorden dan geen goed
aan wie oprecht van wandel is?
8
Gisteren mijn volk, stelt het zich op als vijand.
Van het bovenkleed trekken jullie de mantel af
van wie argeloos voorbijgaan
en afkerig zijn van strijd.
9
De vrouwen van mijn volk verdrijven jullie
uit haar genoeglijke huis;
aan haar kindertjes ontnemen jullie mijn eer14, voor altijd.
10
Staat op en gaat,
want dit is geen rustplaats.
Omdat hij onrein is
zal hij verderf brengen, smartelijk verderf.15
11
Als er iemand was die overliep van geest,
die liegen en bedriegen zou:
Ik predik je van wijn en sterke drank,
dan zou dat een prediker voor dit volk zijn.16
12
Verzamelen, verzamelen zal ik jou, Jakob, in je geheel;
bijeenbrengen, bijeenbrengen zal ik de rest van Israël tezamen.
Ik zal hen bijeenzetten als schapen in een omheining,
als een kudde in haar weide17,
het zal er gonzen van mensen.
13
De doorbreker, hij trekt op voor hen uit.
Ze breken door, ze trekken door de poort,
ze gaan erdoor naar buiten.
 

Noten

  1. Geber = eig. (jonge) man; kan hier ook met ‘ieder(een)’ worden vertaald.↩︎

  2. SHA (1991): i.p.v. ‘vent/kerel’ en ‘man’: ‘man’ en ‘mens’.↩︎

  3. Persoonswisseling – Of is het toch Micha die blijft spreken? Volgens Ritsert citeert Micha hier JHWH, een van de weinige keren in dit boek, naast Mi. 1,6 en 3,5. Vgl Kristin Ritsert, in ‘De Eerste Dag’ (2011), 1, 14.↩︎

  4. Misjpacha.↩︎

  5. Het kwaad wordt in deze vertaling gedacht als juk (en niet als strop), vanwege het erop volgende ‘rechtop gaan’.↩︎

  6. Door wie? – De roddelpers?↩︎

  7. En aapt een klaaglied na, dat waar is geworden. Men wil ironisch zijn?↩︎

  8. Van mur (hif.): verruilen, veranderen.↩︎

  9. Wie is hij? JHWH?↩︎

  10. Sjobeeb (van ww. sjub*): afkerig, afgewend; behalve hier alleen nog in Jer. 31,22; 49,4; 8,5.↩︎

  11. Gora*l: in het Engels het leukst: een lot. Vgl. Jozua 18,11. Komt er een nieuwe verdeling van het land na de ballingschap?↩︎

  12. Qahal: volksvergadering, gemeente van God, i.h.b. Israel.↩︎

  13. Nataf: druppelen, druipen; hif.: druppelen, stromen laten (van woorden, gezegd van profeten): zeveren, prediken.↩︎

  14. Hadar: sier, pracht, waardigheid, glans, luister, eer.↩︎

  15. Wat is hier nu weer aan de hand? Uittrekken uit het huis of het land? Dan kan dit niet het land van belofte zijn, waar je in rust kunt zitten.↩︎

  16. ‘Als iemand gaande in de geest liegend en bedriegend zou verkondigen: “Wijn, sterke drank!”, dát zou een verkondiger voor dit volk zijn.’ Vert.: Dick Schoon, in Micha en de anderen. Gedachten en gebeden voor de 40-dagentijd. Uitg. OKKN, Amersfoort z.j., 02.↩︎

  17. Dobèr: afgelegen plaats, weide; komt behalve hier alleen nog voor in Jes. 5,17.↩︎

Scroll naar boven