Johannes 20,1-18
- Vierdag: 12-4-2020, Pasen
- Boek: Johannes
- Perikoop: Johannes 20,1-18
- Vertaler: Joop Zuur
Vertaling
1
Op de eerste dag na de sabbath kwam Maria van Magdala,
vroeg in de morgen, het was nog donker,
bij het graf,
en ze zag:
de steen was weggenomen van het graf.
2
Ze rende daarom weg en kwam bij Simon Petrus,
en de andere leerling die Jezus liefhad
en zei tegen hen:
ze hebben de heer weggehaald uit het graf
en we weten niet waar ze hem hebben gelegd.
3
Petrus ging daarom naar buiten, ook de andere leerling,
en ze kwamen bij het graf.
4
Die twee renden gelijk op,
maar de andere leerling rende sneller vooruit dan Petrus,
en kwam als eerste bij het graf.
5
Toen hij zich voorover boog
zag hij de windsels liggen.
Hij ging echter niet naar binnen.
6
Ook Petrus kwam, hem volgend,
en hij ging het graf binnen,
en hij laat op zich inwerken de windsels die lagen.
7
En de zweetdoek die op zijn hoofd was
lag niet bij de windsels,
maar daar buiten, opgerold op een eigen plaats.
8
Toen pas ging ook de andere leerling naar binnen,
die als eerste bij het graf was gekomen.
Hij zag het en begon te geloven.
9
Want ze kenden de Schrift nog niet,
dat hij uit de doden moest opstaan.
10
Dus gingen de leerlingen weer naar het hunne.
11
Maria had zich echter opgesteld bij het graf, buiten, en huilde.
Terwijl ze zo huilde,
boog ze zich voorover in het graf,
12
en ze liet twee boden op zich inwerken die waren gaan zitten,
één bij het hoofd, één bij de voeten,
waar het lichaam van Jezus lag.
13
Ze zeiden tegen haar:
Vrouw, waarom huil je?
Ze zei tegen hen:
omdat ze mijn heer hebben weggenomen,
en ik weet niet waar ze hem hebben gelegd.
14
Terwijl ze dat zei keerde ze zich om, naar achteren,
en laat ze Jezus op zich inwerken die daar stond,
niet wetend dat het Jezus is.
15
Jezus zei tegen haar:
Vrouw, waarom huil je, wie zoek je?
Omdat ze meende dat het de hovenier was, zei ze tegen hem:
Heer, als jij hem hebt weggedragen,
zeg me dan waar u hem hebt neergelegd
dan zal ik hem opnemen.
16
Jezus zei tegen haar:
Maria.
Zij zei tegen hem in het Hebreeuws:
Rabbouni,
dat wil zeggen: Meester
17
Jezus zei tegen haar:
Hou me niet vast
want ik ben nog niet opgegaan naar de Vader.
Maar ga naar mijn broeders en zeg tegen hen:
Ik ga op naar mijn vader en jullie vader,
mijn God en jullie God.
18
Maria Magdalena kwam en boodschapte aan de leerlingen:
Ik heb de Heer gezien,
en dat hij dat tegen haar heeft gezegd.
Commentaar
v. 1:
– zou je niet ook kunnen vertalen met: ‘op de eerste van de sabbatsweek’?
– in de eerste twee verzen zijn alle hoofdwerkwoorden historisch presens, dus: komt, ziet, rent weg, komt, zegt. Dat vertaal je nu weg. Wisseling van tijden zorgt voor gelaagdheid, voor hoogte en diepte in een tekst.
– waarom niet alleen: ‘vroeg’?
– ik zou er een mooie bijzin van maken: ’toen het nog duister was’.
– ‘duister’ lijkt me johanneïscher dan ‘donker’.
– preciezer lijkt me: ‘ze ziet de steen, die van het graf genomen is.
v. 2
– waar haal je dat ‘daarom’ vandaan? Een voegwoord als het Griekse ‘de’ zou ik liever weergeven met ‘dan’.
v.4
– liever: ‘rende vooruit, sneller dan Petrus’.
v. 5
– ook historisch presens in v. 5a, 6a, 7a, 12a, 13a, 17a, 18a.
v. 6.
– ‘laat op zich inwerken’. Klinkt wel mooi, maar wordt dat met ’theóreó’ bedoeld?
– ‘Aanschouwen’ betekent dit werkwoord.
– Er komen verschillende werkwoorden voor ‘zien’ in deze perikoop voor, het is goed om die verschillend te vertalen.
v. 7.
– Hij neemt twee dingen waar: eerst de wikkels die er liggen, en dan de zweetdoek die op zijn hoofd was. Dat komt in je vertaling nu niet goed naar voren.
– De wikkels liggen niet ‘buiten’, ze liggen ‘afgezonderd’.
v. 8.
– Het woordje ‘pas’ zie ik niet in het Grieks! Wel het woordje ‘dan’.
– waarom vertaal je de ene aoristus met ‘begon'(te geloven) en de ander niet?
– waarom überhaupt ‘en hij begon te geloven’, en niet gewoon ‘en hij geloofde’.
v. 11
– Het verbum moet hier niet vertaald worden ‘had zich opgesteld’, maar met ‘stond’ (perf. van histamai).
– liever: ‘huilend’. Graag de wisseling van constructie (h.l. participium) ook in de vertaling naar voren laten komen. Anders wordt het erg staccato.
v. 13
– ‘omdat’ staat niet in het Grieks.
v. 15
– waarom zeg je eerst ‘jij’ en in de volgende zin ú’?
– waarom vertaal je met ‘opnemen’? Je kunt ook gewoon vertalen met ‘nemen’ (zie v. 2, 13). Dan mag de lezer zelf bepalen om wat voor soort ‘nemen’ het gaat. Kan hier ook ‘meenemen’ zijn.