Sefanja 3,14-20
- Vierdag: 16-12-2018, 3e van de Advent
- Boek: Sefanja
- Perikoop: Sefanja 3,14-20
- Vertaler: Jan Geursen
Vertaling
14
Jubel, dochter Sion!
Juich, Israël!
Verheug je en verblijd je
van ganser harte, dochter Jeruzalem!
15
JHWH heeft jouw strafgerichten verwijderd,
je vijand uit de weg geruimd!
JHWH, de koning van Israël, is in je midden:
geen kwaad zul je nog te vrezen hebben!1
16
Op die dag zal tot Jeruzalem gezegd worden:
Vrees niet, Sion!
Laten je handen niet verslappen!
17
JHWH, je God, is in je midden,
een held die bevrijdt!
Hij zal verrukt van vreugde over je zijn,
hij zal branden2 van liefde,
opgetogen zal hij over je jubelen
18
19
Zie, in die tijd reken ik af
met al je onderdrukkers;
ik bevrijd de hinkende [kudde],
het verdrevene vergader ik
en ik maak dat men hén prijst en roemt
die op heel de aarde te schande werden gemaakt.
20
In die tijd breng ik jullie terug,
ten tijde dat ik jullie vergader;
ja, ik zal jullie roem brengen,
en maken dat men jullie prijst
bij alle volken der aarde,
wanneer ik voor jullie ogen
een keer breng in jullie lot
zegt JHWH.
Noten
- Voor ~niet vrezen~ wordt ook wel ~niet zien~ gelezen (zie reeds de Septuaginta). In het Hebreeuws is er maar één letter verschil, die bij het voorlezen niet eens hoorbaar is. ~Niet zien~ zal veelal gekozen zijn vanuit de gedachte dat vs 16b anders een verdubbeling zou zijn van vs 15d. Voor ons is dit geen bezwaar.↩︎
- Het Hebreeuwse werkwoord charasj in de betekenis van ~zwijgen~ maakt de vertaling ~Hij zal zwijgen in zijn liefde~ mogelijk, maar vs 17c en vs 17e zijn hiermee in strijd. Wij kiezen met A.S. van der Woude voor de betekenis ~branden~, die achter het enkel in Jona 4,8 voorkomende vr. bijv. naamwoord charisjit (brandend, verzengend) schuilgaat.↩︎
- Aldus de Septuaginta en A.S. van der Woude.↩︎
- Uit de vele voorstellen om dit moeilijke Hebreeuwse vers te lezen, kiezen wij voor de suggestie van A.S. van der Woude, die de Hebreeuwse medeklinkers handhaaft, maar ze anders combineert. Hij handhaaft het metrum. Door het ontbreken van het bezittelijk voornaamwoord 2e persoon kunnen de ballingen niet die van het aangesproken Juda zijn, maar wel de veel eerder weggevoerden van het noordelijk rijk Israël.↩︎