Geding om de opstanding
- Vierdag: 17-11-2019, 9e van de herfst
- Boek: Lucas
- Perikoop: Lucas 20,27-40
- Vertaler: Nico Riemersma
Vertaling
27
Enkelen van de sadduceeën dan, erbij gekomen,
die tegenspreken dat er een opstanding is,
bevroegen hem,
28
zeggende:
‘Meester,
Mózes heeft ons geschreven,
indien iemands broeder sterft, die een vrouw heeft,
en deze is kinderloos,
dat zijn broeder de vrouw neme
en nageslacht (uit haar) doet opstaan voor zijn broeder.
29
Zeven broeders dan waren er.
En de eerste, die een vrouw nam,
stierf kinderloos.
30
En de tweede, [31] en de derde nam haar.
Evenzo dan lieten ook de zeven geen kinderen na en stierven.
32
Later stierf ook de vrouw.
33
De vrouw dan in de opstanding,
van wie van hen wordt zij de vrouw?
Want de zeven hadden haar als vrouw.’
34
En hun zei Jezus:
‘De zonen van deze eeuw,
huwen en worden ten huwelijk genomen.
35
Zij dan die verwaardigd zijn
aan die eeuw deel te hebben verkregen
en aan de opstanding, die uit de doden,
noch huwen zij, noch geven zij zich ten huwelijk,
36
want zij kunnen niet nog eens sterven, want engelengelijk zijn zij,
en zonen zijn zij van God, die van de opstanding zonen zijn.
37
Dat dan de doden opgewekt worden,
gaf ook Mozes aan bij de braamstruik,
zoals hij spreekt van de Heer,
de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob.
38
God dan is Hij niet van doden, maar van levenden,
want allen, voor Hem leven zij.’
39
Ten antwoord dan spraken enkelen van de schriftgeleerden:
‘Meester,
goed hebt u gesproken.’
40
Want zij waagden het niet meer om hem (over) iets te bevragen.