Exodus 16,1-7
- Vierdag: 9-4-2017, 6e van de 40 dagen
- Boek: Exodus
- Perikoop: Exodus 16,1-7
- Vertaler: Evert van den Berg
Vertaling
1
2
Toen morde de gehele gemeenschap van de Israëlieten tegen Mozes en tegen Aäron
daar in de woestijn.
3
4
Toen zei JHWH tegen Mozes:
Kijk, ik laat uit de hemel brood op jullie regenen.
Dan mag het volk erop uitgaan
en elke dag oprapen wat voor die dag afgesproken is
zodat ik het op de proef kan stellen
of het naar mijn onderricht wil gaan leven of niet.
5
Op de zesde dag echter
als het klaar gaat maken wat het heeft meegebracht
zal het tweemaal zo veel zijn
als wat ze dag aan dag oprapen.
6
Toen zeiden Mozes en Aäron tegen alle Israëlieten:
Nog een avond en jullie zullen weten
dat het JHWH is die jullie uit Egypteland heeft geleid
7
en ´s morgens zullen jullie de heerlijkheid van JHWH zien
wanneer hij het gemor tegen JHWH hoort.
En wij, wat hebben wij gedaan dat jullie tegen ons morren?
Noten
- Het Hebreeuwse עֵדָה betekent zowel `gemeente´ als `getuigenis´, en Israël is door hun verblijf in de woestijn een getuigenis van de daden van JHWH.↩︎
- En niet: ~na hun uittocht uit Egypte~, want ze zijn nog steeds bezig met de uittocht. Die duurt tot de Sinaï, daarna gaan ze naar het land toe.↩︎
- In de Hebreeuwse naam voor Egypte horen we het woord צָרָה meeklinken dat `benauwenis´ betekent.↩︎
- Vgl. de Naardense Vertaling, die dichter bij het Hebreeuws blijft dan de gebruikelijke en het absurde van de vraag meer recht doet: Wie geeft het ons alsnog: dat we door de hand van de ENE waren gestorven in het land van Egypte.↩︎
- Ex 15,27 — 16,3 vormt in de Hebreeuwse Bijbel één setuma, alinea. In vs. 6 begint weer een nieuwe.↩︎