Lucas 11,1-13
- Vierdag: 9-3-2016, Biddag
- Boek: Lucas
- Perikoop: Lucas 11,1-13
- Vertaler: Frans Wiersma
Vertaling
1
2
4
5
6
Want zojuist is mijn vriend bij mij gekomen van de reis
en ik heb niets wat ik hem voor kan zetten
7
Die binnen is, antwoordt hem
en zegt:
Val me niet lastig!
Reeds is de deur gesloten en mijn kinderen ik zijn naar bed.
Ik kan niet opstaan om het jou te geven
8
Ik zeg jullie:
zelfs al zou hij niet opstaan
en ze geven omdat hij zijn vriend is
— vanwege zijn onbeschaamdheid19 zal hij opstaan
en hem geven wat hij nodig heeft.
9
10
11
Welke vader onder jullie aan wie de zoon een vis zal vragen24,
zal hem in plaats van vis een slang geven?
12
Of wanneer hij een ei zal vragen,
zal hij hem een schorpioen geven?
Noten
- en topoi tini: de een of andere plaats↩︎
- “In hemels naam” Rochus Zuurmond over de vertaling en betekenis van het Onze Vader↩︎
- proseuchomai, zie aant. bij vers 9↩︎
- niet bekend↩︎
- cf Mk14:36: Abba; God als vader in Joh.ev. passim; cf. Jes63:16 en 64:8 in boetegebed↩︎
- cf. Ps5:3, 10:16, 24:7vv, 29:10; Jes52:7↩︎
- eltheto is imperatief↩︎
- epiousios: noodzakelijk voor het bestaan; voor de betrokken dag; voor de volgende dag; toekomstig. Zie Zuurmond: 1): ep-iousois=dagelijks, bestendig,komende, van morgen; 2): epi-ousios: Vulg:supersubstantialis, transcendent; 3): epiousios als consument: noodzakelijk, wat wij nodig hebben↩︎
- imp.praes. didou i.t.t. Mat imp.aor. dos↩︎
- to kat’ hèmeran, i.t.t. Mat. Sèmeron, zodat het accent op de herhaling ligt↩︎
- afhièmi: wegsturen, loslaten, wegzenden > niet vergelden, laten rusten, vergeven↩︎
- amartia ipv Mat: schulden — schuld is een consequentie van de zonde. (Zuurmond)↩︎
- hier: afiomen ind.pr.act. en in Mat: afhèkamen ind.aor.act. Lapide (Geen nieuw gebod) wil hier ‘vergeven hebben’ lezen↩︎
- ofeilonti — in de lijn van Mat↩︎
- peirasmos, Vulg. temptatio; proef, loutering, verzoeking, i.d. zin van aanvechting. In LXX vertaling van Massa (Ex17:7 e.a.) een benarde situatie cf.Mat26:41 ‘dat je niet in peirasmos komt’↩︎
- Sondergut van Lukas↩︎
- hexei ind.fut.act.↩︎
- poreusetai ind.fut.med.↩︎
- anaideia in LXX alleen in JSir, in NT alleen hier; aidoos: schaamte, eergevoel↩︎
- zie Mat7:7-8↩︎
- aiteo: iets willen hebben, aandeel opeisen, vragen, > bidden, daarmee het uitgewerkte antwoord op de vraag in 11: om te leren proseuchomai: bidden, luid spreken [NB niet in Joh.geschriften]↩︎
- anoigèsetai ind.fut.pas.↩︎
- anoig[ès]etai ind.prs./fut.pas.↩︎
- aitèsei ind.fut.act↩︎
- Mat: ei oun humeis ponèroi ontes: slecht zijn, Luk: huparchontes veel sterker accent: uparcho: upo + archo beginnen, ontstaan, voortkomen, voorhanden / aanwezig zijn, (in) bezit (hebben) sterker vertalen door bv. ‘jullie, die in principe slecht zijn’?↩︎
- conclusio a minore ad maius — hebr. stijlfiguur cf. Nielsen in PNT↩︎