Epifanie

Broeders-en-zusters, ik maak u het evangelie bekend dat wij u geboodschapt hebben,

dat u heeft aangenomen, waarin u staat.

Waardoor u ook wordt gered, indien u vasthoudt aan het woord dat wij geboodschapt hebben,

anders hebt u tevergeefs geloofd.

Want ik heb u ten eerste overgeleverd, wat ook ik heb overgenomen:

Christus is gestorven voor onze zonden overeenkomstig de Schriften.

Hij is begraven en hij is opgewekt,

op de derde dag overeenkomstig de Schriften.

Hij is verschenen aan Kefas,¹ daarna aan de 12.²

Daarna is hij verschenen aan meer dan 500 broeders-en-zusters in één keer³,

van wie de meesten zijn gebleven tot nu en sommigen ontslapen.

Daarna is hij verschenen aan Jacobus,⁴ daarna aan alle apostelen.⁵

Als allerlaatste is hij verschenen aan mij, de afgedrevene alshetware.⁶

Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig is een apostel genoemd te worden,

omdat ik de gemeente van God vervolgd heb.

Door de genade van God ben ik wie ik ben en zijn genade is in mij niet leeg gebleven,

want meer dan allen heb ik gezwoegd, niet ik maar de genade van God met mij.

Of ik of een van de anderen heeft u het zo verkondigd en zo heeft u geloofd.