Marcus 5,22-43

 


Helende aanraking in tweevoud

22
En er kwam één van de synagoge-oudsten, genaamd Jaïrus,
en hem [nl. Jezus] ziende viel hij voor zijn voeten neer
23
en smeekte hem dringend met de woorden:
mijn dochtertje gaat dood1
kom toch en leg haar de handen op,
red haar en laat haar leven!
24
Hij ging met hem weg
en hem volgde een grote menigte
en ze drongen tegen hem op.
 
25
Er was een vrouw, die bloedvloeiing had, twaalf jaar lang
26
en die veel geleden had door veel geneesheren,
die al wat ze bezat eraan had uitgegeven en niets baatte haar
maar het was haar veel slechter vergaan.
27
Zij had gehoord over Jezus
en kwam in de menigte achteraan,
en raakte zijn kleed aan,
28
want ze had gezegd:
als ik maar zijn kleed aanraak
zal ik worden gered.
29
En terstond droogde de bron van haar bloed op
en herkende ze aan den lijve2
dat ze genezen was van haar kwaal.
30
En terstond herkende Jezus bij zichzelf
dat er kracht3 uit hem wegging
en hij draaide zich om in de menigte en zei:
wie heeft mijn kleed aangeraakt?
31
En zijn leerlingen zeiden hem:
Je ziet dat de menigte tegen je opdringt
en zegt [toch]: wie heeft me aangeraakt?
32
Maar hij bleef rondkijken om te zien wie dit gedaan had.
33
De vrouw nu, in vrees en beven,
wetend wat er met haar gebeurd was,
kwam en wierp zich voor hem neer
en zei hem de hele waarheid.
34
Hij zei tot haar:
dochter, je vertrouwen4 heeft je gered
ga heen in vrede
en wees genezen van je kwaal.
 
35
Terwijl hij nog sprak
kwamen die van de synagoge-oudste zeggen:
je dochter is gestorven,
wat val je de leermeester nog lastig?
36
Maar Jezus — die hoorde welk woord er gesproken werd —
zei tot de synagoge-oudste:
vrees niet
heb alleen vertrouwen5
37
En hij stond niemand toe om hem te volgen
behalve Petrus en Jacobus
en Johannes, de broer van Jacobus.
38
Zij kwamen in het huis van de synagoge-oudste,
en hij zag het misbaar
en de vele huilende en jammerende [mensen].
39
Hij ging naar binnen en zei hen:
waarom maken jullie misbaar en huilen jullie?
Het kind is niet gestorven
maar slaapt.
40
En zij lachten hem uit,
maar hij dreef ze allemaal naar buiten,
nam de vader van het kind en de moeder
en degenen die bij hem waren
en ging naar binnen waar het kind lag.
41
Hij greep de hand van het kind en zei haar:
Talitha koem,
dat is vertaald:
meisje, ik zeg je: sta op!
42
En terstond stond het meisje op en liep rond,
want ze was twaalf jaar,
en zij waren buiten zichzelf van grote opwinding.
43
En hij beval hen plechtig
dat niemand ervan mocht weten
en hij zei dat men haar te eten moest geven.
 

Noten

  1. staat op de rand van de dood↩︎

  2. lett. aan haar lichaam↩︎

  3. dunamis: fysieke kracht↩︎

  4. ik geef de voorkeur aan ‘vertrouwen’ boven ‘geloof’. Vergelijk het Hebreeuwse ‘èmoena’↩︎

  5. zie mijn vorige opmerking↩︎

Scroll naar boven