Johannes 3,22-30

 


De vraag over de reiniging

Als Johannes, maar ook Jezus de mensen die naar hen toe komen dopen, rijst er onder de leerlingen van Johannes een vraag over de reiniging, die zij in verband brengen met de doop. Johannes verwijst naar een bruiloft, een feest dat wordt voorbereid en waar de stem van de naderende bruidegom blijdschap geeft aan de vriend van de bruidegom.

22
Daarna gingen Jezus en zijn leerlingen naar het land van Judea
en hij verbleef daar met hen
en hij doopte.
23
Maar ook Johannes was aan het dopen
in Enon — bronnen — bij Salim,
omdat daar vele wateren waren;
men begaf zich daarheen en liet zich dopen.
24
Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
25
Zo gebeurde het dat een vraag rees
vanuit de leerlingen van Johannes met een Jood
over de reiniging.
26
Ze kwamen tot Johannes en zeiden tot hem:
`Rabbi, hij die met u was aan de overkant van de Jordaan,
van wie u getuigenis hebt gegeven,
zie, hij doopt
en allen komen tot hem.´
27
Johannes antwoordde en zei:
`Een mens kan niets ontvangen,
tenzij het hem is gegeven geworden
uit de hemel.
28
Jullie zelf zijn mijn getuigen,
dat ik gezegd heb, dat ik de Christus niet ben,
alleen maar dat ik voor hem heen uitgezonden ben.´
29
Wie de bruid heeft, is de bruidegom;
maar de vriend van de bruidegom
die staat en hem hoort,
verblijdt zich met blijdschap
over de stem van de bruidegom.
Zo is nu mijn blijdschap vervuld.1
30
Hij moet wassen, maar ik minder worden.´
 

Noten

  1. vergelijk Jes. 30:29-30↩︎

Scroll naar boven