Exodus 19,1-15

 


Bij de berg van het verbond I

in de derde maand

We naderen het hart van het woestijnverhaal, de openbaring op de berg van God. Alles leidt daar naartoe, en er weer vandaan. En maar liefst een heel hoofdstuk wordt besteed aan de voorbereiding op die gebeurtenis. Om te beginnen is er de tijdsaanduiding, `in de derde maand na de uittocht´: die is van groot belang. Niet alleen omdat zo de openbaring in de geschiedenis wordt gebracht, en niet tijdloos erboven blijft zweven. En ook niet alleen, omdat uit die datum te berekenen valt dat het geven van de tien woorden verbonden kan worden met het Wekenfeest, zeven weken na de uittocht. Maar vooral, omdat hier de tijd gemeten wordt *vanaf de uittocht uit Egypte*. De uittocht is het nulpunt van de tijdrekening, daar ligt immers de bron van Israëls bestaan, niet alleen historisch maar vooral ook theologisch (vgl. bijv. Gen. 9, waar de tijd bepaald wordt in jaren `na de vloed´).

de berg van het verbond

Israël trekt op van Refidim en `legert zich in de woestijn, tegenover de berg´. Enkelvoud, `legert´; de rabbijnen zeggen: om aan te geven hoe eensgezind ze waren, heel anders dan bij de gebeurtenissen in Refidim, Exodus 17. De berg, hoewel nog niet echt geïntroduceerd, mag hier al `de berg´ heten, namelijk de berg van God, de berg van het verbond. Hier is het allemaal om begonnen, heel de uittocht: dat Israël Gods eigen volk zou worden, opgenomen in een verbond met Hem, bij deze berg. Al bij de roeping van Mozes (Ex. 3:12) heeft God hem dat duidelijk gemaakt. Maar voor dat verbond is de vrije instemming van het volk nodig. Dat is iets anders dan een open keuze: God pleit er hartstochtelijk voor, op grond van wat Hij voor dat volk heeft gedaan, dat ze in zullen gaan op de uitnodiging. In een zeldzaam poëtisch beeld: `dat Ik u op adelaarsvleugelen gedragen en tot Mij gebracht heb´ (vs. 4). Israël moet van zijn kant horen, en het verbond bewaren, dan zal het uit alle volkeren Gods eigendom zijn.

Dat `uitverkoren volk´ roept vaak vragen op. Hier, bij de oorsprong ervan, wordt niet het woord `uitverkoren´ of zelfs `eerstgeborene´ gebruikt, maar `eigendom´. En juist hier blijft ook de spanning behouden met het geheel: in één adem horen we van het ene volk `uit alle volkeren´ maar ook: `héél de aarde is van mij´ (vs. 5). Er is spanning tussen de Ene uitverkorene, gezegende, eerstgeborene, en de vele anderen, om wie het óók gaat. `Koninkrijk van priesters´ en `heilig volk´ omschrijven nader de aparte positie van het verbondsvolk. Heilig, dat is apart gesteld, bestemd voor een speciaal doel, van het profane weggenomen. Heiligheid is geen aanklevende eigenschap, maar een opdracht. Israëls heiligheid ligt niet in haar eigen anders-zijn, maar in het anders, heilig-zijn van God (vgl. Lev. 19:2, en Deut 7:7-8, Deut. 4:33-40). Zo is Israël apart gesteld om Gods volk te zijn, maar steeds in samenhang met de andere volkeren, ten dienste van het geheel.

Nu moet nog de instemming van het volk volgen, het antwoord. Die komt, eenduidig en eenstemmig: `alles wat de Heer heeft geboden, zullen we doen´. Let op het herhaalde en benadrukte alle: alle woorden, alle mensen, alles wat de HEER gesproken heeft. Het is opmerkelijk, dat de instemming gevraagd wordt vóór de woorden van het verbond werkelijk klinken, in het volgende hoofdstuk. Of je daaruit mag concluderen, met de rabbijnen, dat Israël veel lof toekomt omdat ze ongezien met de geboden akkoord gingen, lijkt me twijfelachtig.

Toch is de midrasj hier omheen erg aardig: alle 70 volkeren krijgen bij de Sinaï de tien woorden voorgelegd. Ieder wil wel eens iets ervan horen, maar elk van de volkeren haakt al bij een willekeurig gebod af: ze willen zich het recht om te stelen of te doden niet af laten nemen. Alleen Israël gaat ongezien met alles akkoord.

Ik noem deze midrasj, die een zekere bekendheid heeft, omdat er ook een risico aan zit: missen we de kern van het verhaal niet, als we zoveel nadruk leggen op de verdienste van Israël, en de vrije keuze voor het verbond? Voorop gaat immers, dat God de Hebreeuwse slaven heeft uitgeleid, en dat hun antwoord eigenlijk niet kán uitblijven.

rook en vuur

Tot nu toe is Mozes middelaar of eerder postbode geweest. Alle contact met God verloopt via hem. Nu komt er ook een openbaring voor heel het volk, `opdat ze Mozes mogen geloven´. Ze mogen het voorrecht delen, ook iets van Godswege te ervaren; democratisering van de openbaring. Dat is overigens van korte duur (vgl. Ex. 20:18-19 waar het volk dit voorrecht graag weer aan Mozes overlaat) maar juist van dit moment moet heel het volk getuige zijn.

Vervolg: [Bij de berg van het verbond II](http://www.schriftlezing.nl/index.php?who=gQ8T323CJI33481XKSK9&go=6&ID=2224)

Scroll naar boven