Exodus 18,1-27

 


Jetro op bezoek

Na de woestijnverhalen in de vorige hoofdstukken, waarbij de spanning hoog opliep en het volk verschillende crises doormaakte, zijn we nu aangekomen bij een veel rustiger episode, het bezoek van Mozes´ schoonvader Jetro. Een rustmoment, waarin zowel teruggeblikt wordt naar wat gebeurd is, als vooruitgekeken naar wat gaat komen.1

Jetro: een *goi* op bezoek

Aanleiding voor het bezoek is, dat Jetro `alles hoorde wat God voor Mozes en zijn volk Israël gedaan had´. Daarmee is de toon gezet. Het terugbrengen van Mozes´ vrouw en beiden zoons is een nevenmotief.2 De namen van de zoons (de eerste kennen we al uit Ex. 2:22) geven uiteraard de spanning in Mozes´ leven aan: tussen Gershom — `vreemdeling daar´, en Eliëzer — `God is mijn hulp´.

Jetro, `de priester van Midjan´, is een intrigerende figuur. Hij is enerzijds buitenstaander, goi,3 anderzijds door sterke familiebanden met Israël verbonden. Het merkwaardige is, dat hij het is en niet Mozes die dit hoofdstuk beheerst. Niet alleen treedt Mozes hem met tegemoet met alle hoffelijkheid die een schoonzoon zijn schoonvader verschuldigd was (vs. 7), maar ook is het Jetro die — als priester — in vs. 12 offers brengt, en de offermaaltijd voor Gods aangezicht aanricht, waarbij de oudsten van Israël aanschuiven.

Aan die offers en die maaltijd is wel iets vooraf gegaan. Jetro was afgekomen op het gerucht over de grote bevrijdingsdaden van de God van Israël. Tot nu toe heeft hij alleen van een afstand gehoord wat God gedaan had. Nu krijgt hij die daden nu uitgebreid verteld (vs. 8). Al in de woestijn moeten de verhalen verteld worden. Nog vóór de grote openbaring op Sinaï, aan de voet van de berg (vs. 5), wordt terug gekeken, en worden de verhalen van de uittocht doorverteld.

Jetro´s reactie is eenduidig en positief: hij verheugt zich met het volk, en prijst `de HEER, die u gered heeft uit de hand der Egyptenaren en van Farao´. Daarmee wordt het gebeuren uitgetild boven een familiebezoekje. Jetro verheugt zich met Israël, en komt zelfs tot het prijzen van Israëls God. Daarmee vormt Jetro een scherp contrast met de goj uit het vorige hoofdstuk, Amalek, die Israëls bestaan bedreigde. De volkerenwereld is blijkbaar niet over één kam te scheren: er zijn er, die Gods bevrijdingsdaden het liefst zouden terugdraaien, er zijn er ook die zich oprecht verheugen over wat Hij gedaan heeft.4 Jetro komt tot de belijdenis: `Nu weet ik, dat de HEER groter is dan alle goden, want hij heeft het volk uit de hand van de Egyptenaren gered´ (vs. 11). Het is begrijpelijk dat de rabbijnen Jetro om deze woorden als proseliet willen binnenhalen, maar het is de vraag of dat juist is. Eerder moeten we Jetro op één lijn stellen met andere *gojim* die de ertoe komen de HEER te prijzen over zijn daden: bijvoorbeeld de weduwe van Sarfat, of Naäman. Net als deze laatste sluit ook Jetro zich immers niet bij het volk aan, maar keert naar zijn land terug, en blijft ongetwijfeld zijn eigen goden vereren (vgl. 2 Kon. 5:18-19). Toch zijn zij eerstelingen, voorlopers op de belofte dat eens álle volkeren de HEER zullen aanbidden.

organisatieadviezen

In de tweede helft van het hoofdstuk, vs. 13-27, houdt Jetro het initiatief. Hij ziet Mozes bezig bij de rechtspraak, en geeft waardevolle adviezen voor verbetering van de onhoudbare situatie. Ook hier gaat het om meer dan om bezorgdheid over een schoonzoon die dreigt overspannen te raken.

Wellicht heeft dit gedeelte historische achtergronden in de ontwikkeling van de Israëlitische rechtspraak. Het gaat niet alleen om de scheiding in kleine en grote zaken, al komt dat er ook bij kijken (vs. 22). Mozes heeft een andere taak dan het beslechten van meningsverschillen: hij moet het volk `de inzettingen en onderwijzingen leren, en hen de weg laten zien die ze moeten gaan, en de daad, die zij moeten doen´. Mozes is dus allereerst leraar, profeet, doorgever van Gods geboden. Dat gaat vanaf de volgende hoofdstukken beginnen, en op die taak moet hij zich helemaal kunnen concentreren. Voor andere zaken, `civielrechtelijke´, worden anderen aangesteld. Dat Jetro kritiek heeft is duidelijk uit het `niet goed´ in vs. 15 (`niet verstandig´, NBV, is te zacht, het is echt een onhoudbare situatie, vgl. Gen. 2:18!). Tegelijk is het kritiek en de voorgestelde ingreep een bevestiging van Mozes´ centrale positie.

Er volgt de schets van de nieuwe organisatiestructuur. Daarbij is het niet zo dat er een kloof ontstaat tussen Gods recht en mensenrecht. De mannen (ja, helaas…) die aangesteld worden, moeten niet alleen capabel zijn maar ook godvrezend. Hun rechtspraak zal niet anders zijn dan die van Mozes, alleen zullen ze `jouw last met jou dragen´ (vs. 22): een stukje solidariteit bij Mozes´ opdracht, en voor Mozes een lesje in delegeren. Het doel van dat alles is, dat Mozes staande blijft, en `ook heel deze gemeente op zijn plaats [zal] aankomen in vrede!´ (Naardense bijbel; NBV wel erg vlak met `tevreden naar hun tenten gaan´). Het gaat dus ook in deze nuchtere en praktische perikoop om niet minder dan dat Gods volk in sjaloom de weg zal vinden naar de plek, die God voor hen bestemd heeft.

Noten

1: Zie naast de commentaren vooral: Viktor Ber, `Moses and Jethro : harmony and conflict in the interpretation of Exodus 18´, Communio Viatorum 50,22008 147-170.

2: Commentaren zijn erg bezig met de verhouding tussen de beide kanten van de familie van Abraham, de Jakob-zijde en de Kenitische/Midjanitische. Dat veronderstelt een historische leeswijze, waarbij het verhaal dicht in de buurt van de veronderstelde gebeurtenissen wordt getrokken. Naar mijn mening ligt dat niet voor de hand.

3: Tenminste, dat is mijn stelling. Jetro is de niet-Israëliet die wordt aangetrokken door de verhalen over JHWH´s bemoeienis met Israël, en daardoor overtuigd wordt. Ik zie hem in het verlengde van Melchisedek Gen. 14:18-20), die ook `priester´ heet en de hoogste God dient, die natuurlijk voor de Israëliet geen anderen dan JHWH kan zijn, maar dat wordt daar noch hier geproblematiseerd. Vgl. ook Ber, Moses and Jethro´, 164. Dat het verhaal de Kenitische oorsprong van het JHWH-geloof zou laten zien, wordt inmiddels niet meer veel aangehangen.

(4): Vgl. ook C. Houtman, Exodus deel II. Kampen 1989, 360.

Scroll naar boven