2 Samuël 15,13-37

 


Davids vlucht

Zomaar een perikoop uit een prachtig verhaal: Absaloms samenzwering.

vader is vrede?

De naam Absalom is veelzeggend: we herkennen er `av, vader, en *sjaloom*, vrede in. Van de kant van zijn vader heeft Absalom die vrede, dat heil, te *verwachten*, maar wachten is niet zijn sterkste kant. Zoals de jongste zoon uit Lucas 15 de erfenis wil vóór zijn vader dood is, zo wil deze zoon het koningschap van zijn vader overnemen vóór diens troonsafstand. Zijn zonde is die van de haast en de hoogmoed: hij wil het meteen en hij denkt dat hij het kan.

Oppositie voeren is niet zo moeilijk, en Absalom blijkt een geboren populist. Hij bezit niet alleen een media-uiterlijk (14:25v) maar ook een ruime hoeveelheid sociale vaardigheden (15:1-6) en het kost hem niet veel moeite om het altijd aanwezige onbehagen te voeden en zichzelf als de nieuwe en natuurlijk betere koning naar voren te schuiven. Het verhaal is voer voor psychologen: de zoon die de vader van zijn plek verdringt en wil doden (16:11 `mijn eigen zoon staat mij naar het leven!´) en zijn machtsovername moet bevestigen door `te gaan tot de bijvrouwen van zijn vader´, dus de harem van zijn vader in bezit te nemen (16:21, vgl. het verbod in Deut. 22:30).

Intussen blijkt regeren en beslissingen nemen heel wat moeilijker: adviseurs te over, maar wie kun je vertrouwen, wie staat aan je kant en wie doet alleen maar alsof (16:15-17:14)? Een verhaal met spionnen en dubbelspionnen, vertrouwen en verraad dat aan actualiteit nog niets heeft ingeboet.

Deze perikoop beschrijft één van de dieptepunten van Davids leven, zijn uitvoerig vertelde vlucht. Een aftocht is het, maar een koninklijke aftocht, want wat we hier zien is hoe David zijn waardigheid weet te behouden. Hij houdt het initiatief, en monstert allen die aan zijn kant staan bij het `verre huis.´ De eerste scène gaat over de Gattieten (vs. 18-22), blijkbaar onder leiding van ene Ittai, die zich bij David aangesloten hadden — we herinneren ons dat David lange tijd in Gat bij de Filistijnen verbleef, 1 Sam. 27:3). Hij biedt Ittai de kans met zijn mannen terug te gaan naar `de koning´ — waarmee hij dus erkent dat Absalom de facto zijn positie heeft overgenomen. Maar Ittai wil niet, hij weet zich op dood of leven verbonden met David.

de kwaliteit van het messiaanse koningschap

Als de priesters Sadok en Abjatar de Ark des Verbonds meenemen, worden ze teruggestuurd. Dat is een belangrijk punt: in deze burgeroorlog wordt niet gemanipuleerd met Gods aanwezigheid. David had in verschillende opzichten voordeel kunnen hebben van het meenemen van de ark. Het had de opstandelingen kunnen ontmoedigen, dat ze dit teken van Gods presentie moesten missen; het had zijn eigen moedeloze medestanders een hart onder de riem kunnen steken, en het had ook een gunstig verloop op de strijd … Nee. Dát had David blijkbaar geleerd van het debacle in 1 Samuël 4 waarbij de ark ook ongeautoriseerd werd ingezet en prompt verloren ging.1 David bewaakt vooral de kwaliteit van zijn verzet tegen zijn zoon. Dat verzet moet er zijn, hij kán de macht niet uit handen geven aan een `koning´ met de stijl van Absalom — maar wat David betreft moet de strijd wel Messiaans gestreden worden — in het vervolg blijkt dat anderen daar toch iets anders over denken. Dus géén ark, en geen mensen zonder *commitment*. Maar mét die toewijding zijn ze welkom, al komen ze uit de geboorteplaats van Goliat (1 Sam. 17:4).

Toch ontstaat er iets van paniek bij David, als hij hoort dat zijn raadsman Achitofel is overgelopen. Dán roept hij in een ultrakort gebed God te hulp: `Heer, verijdel de plannen van Achitofel!´ De oude koning wacht niet op die hulp, maar verzint een list: hij zet zijn raadsman Chusai in als quasi-overloper (vs. 32-37) en dat zal de beslissende zet blijken te zijn — Chusai, de vriend van David, die al in de rouw wil gaan voor het verloren koningschap van David, maakt het verschil.

Noten

(1): Zie DED XXVI/4, blz. 22v.

Scroll naar boven