Matteüs 22,41-46

Vertaling

41
Toen de Farizeeën samengekomen waren
bevroeg Jezus hen
42
en zei:
`Wat denken jullie van de Messias?
Van wie is hij een zoon?´
Zeggen ze tot hem:
`Van David´.
43
Zegt hij tot hen:
`Hoe kan David dan in de geest
hem Heer noemen, waar hij zegt:
44
`De Heer sprak tot mijn Heer:=
zit aan mijn rechterhand
tot ik je vijanden leg
onder jouw voeten´? [Ps. 110,1]
45
`Als nu David hem Heer noemt,
hoe is hij dan zijn zoon?´
46
En niemand was in staat
hem een woord te antwoorden
en vanaf die dag durfde niemand
hem meer te bevragen.
Scroll naar boven