Ezechiël 34,11-17
- Vierdag: 16-11-2014, 9e van de herfst
- Boek: Ezechiël
- Perikoop: Ezechiël 34,11-17
- Vertaler: Johannes Willem Mazurel
Vertaling
11
Want zo zegt mijn heer JHWH:
Zie, ikzelf zal er zijn
om navraag te doen naar mijn schapen
en mij om hen te bekommeren.
12
Zoals een herder zich om zijn kudde bekommert
ten dage dat hij zich te midden van zijn verspreide schapen bevindt
zo zal ik mij om mijn schapen bekommeren
en hen redden uit alle plaatsen
waarheen zij verstrooid zijn
ten dage van bewolking en donkerheid.
13
Ik zal hen doen uittrekken uit de volken
hen verzamelen uit de landen
en hen naar hun [eigen] grond doen komen.
Ik zal hen weiden op de bergen van Israël
in de beekbeddingen
en in alle bewoonde delen van het land.
14
Op goede weide zal ik hen weiden
op de hoge bergen van Israël zal de plaats zijn waar zij weiden.
Daar zullen zij zich neerleggen op een goede plaats om te weiden
en een vette weide in Israëls bergen afgrazen.
15
Ikzelf zal mijn schapen weiden
ikzelf zal hen doen neerliggen.
— godsspraak van mijn heer JHWH —
16
Wat verloren is zal ik zoeken
wat uiteengejaagd is doen terugkeren
wat gebroken is verbinden
en wat ziek is versterken
maar wat vet en sterk is
zal ik verdelgen.
Ik zal hen weiden zoals het recht het voorschrijft
17
En jullie, mijn schapen
zo zegt mijn heer JHWH:
Zie, ik ga rechtspreken tussen dier en dier
tussen de rammen en de bokken.1
Noten
- M.i. is dit de inleiding tot het gedeelte 34:18-22.↩︎