Exodus 34,27-35
- Vierdag: 24-2-2013, 2e van de 40 dagen
- Boek: Exodus
- Perikoop: Exodus 34,27-35
- Vertaler: Evert van den Berg
Vertaling
27
JHWH zei tot Mozes:
Schrijf deze woorden op
want in overeenstemming met deze woorden sluit ik een verbond met jou en met Israël.
28
Hij was daar veertig dagen en veertig nachten bij JHWH.
Brood at hij niet en water dronk hij niet.
Hij1 schreef de woorden van het verbond op de tafels:
de tien woorden.
29
30
Aäron en alle kinderen van Israël zagen Mozes
en zie, er straalde licht van zijn gezicht
en zij zagen ertegen op hem te naderen.4
31
Maar Mozes riep hen toe
de leidslieden van de gemeenschap keerden naar hem terug
en Mozes sprak hen toe.
32
Daarna naderden alle kinderen van Israël
en hij gaf hun alles als gebod
wat JHWH op de berg Sinai tot hem gesproken had.
33
Toen Mozes ermee klaar was met hen te spreken
deed hij een doek voor zijn gezicht.5
34
Als Mozes echter voor het aangezicht van JHWH kwam om met hem te spreken
deed hij de doek af tot hij [weer] naar buiten ging.
Als hij [dan] naar buiten ging, sprak hij tot de kinderen van Israël
wat er geboden was.
35
Wanneer de kinderen van Israël Mozes [dan] zagen
dat er licht van het gezicht van Mozes afstraalde
deed Mozes de doek weer voor zijn gezicht
tot hij met hem kwam spreken.
Noten
- Grammaticaal is het niet duidelijk wie er schrijft, Mozes of JHWH. Doorgaans denkt men aan JHWH, vgl. de hoofdletter in NBG; Willibrord heeft zelfs ‘en de HEER grifte’. Wellicht is deze dubbelzinnigheid opzet.↩︎
- De aansluiting van deze regel bij de eerste lijkt wat anakoloet-achtig, maar het Hebreeuws laat ~wjhj~ ‘landen’ op een perfectum dat voorafgegaan wordt door het subject, en niet zoals te verwachten op een imperfectum consecutivum.↩︎
- Weer een grammaticale dubbelzinnigheid. NBG kiest voor Mozes: ‘omdat hij met Hem gesproken had’.↩︎
- Letterlijk, maar wat archaïsch ‘zij waren bevreesd’, waardoor verband met de ‘vreze des HEEREN’ gelegd wordt.↩︎
- Een sluier lijkt me voor een man een minder geschikte vertaling, een dwaal is te archaïsch, vrees ik.↩︎