2 Koningen 17,29-34
- Vierdag: 13-10-2013, 4e van de herfst
- Boek: 2 Koningen
- Perikoop: 2 Koningen 17,29-34
- Vertaler: Evert van den Berg
Vertaling
29
30
De mensen uit Babel vervaardigden [een beeld van] Sukkot-Benot
de mensen uit Kuta [van] Nergal
de mensen uit Hamat [van] Asima
31
en de Awwieten [van] Nibchaz en Tartak.
De Sefarwieten verbrandden hun kinderen in het vuur
voor Adrammelek en Anamelek
de goden van Sefarwaïm.
32
Ze vereerden JHWH
en stelden zich priesters uit alle milieus aan
die in de behuizingen op de hoogten hun werk deden.
33
JHWH vereerden ze
maar ze dienden [ook] hun eigen goden
volgens het gewoonterecht3 van de naties
waaruit men ze in ballingschap had gevoerd.
34
Tot op deze dag handelen ze naar hun eerdere gewoonten
Zij hebben geen eerbied voor JHWH
en handelen niet naar de [hun gegeven] voorschriften en richtlijnen
naar het onderricht en de geboden
Noten
- Letterlijk ~huizen~. Ik emendeer hier naar LXXL; MT heeft enkelvoud.↩︎
- Hier worden uiteraard niet de (latere) Samaritanen bedoeld, al zullen latere lezers dat er wel in gehoord hebben. Vandaar mijn ‘Samariërs’.↩︎
- Op deze manier probeer ik de grondbetekenis van ~sjafat~ recht te doen; in het volgende vers stap ik op het ernaast liggende ‘gewoonte’ over, omdat daar meervoud staat en gewoonterechten daar misplaatst zou zijn. In vs. 34 doe ik als in Jozua: richtlijnen.↩︎