De grootste moet de minste (durven) zijn.

Vertaling

30
En vandaar gingen zij weg1, en reisden zij Galilea rond
en hij heeft niet gewild
dat iemand het zou weten,
31
want hij leerde2 zijn leerlingen
en heeft tegen hen gezegd3 :
de zoon van de mensen wordt overgeleverd
in de handen van mensen
en zij zullen hem doden
en als hij gedood is4,
zal hij na drie dagen opstaan.
32
Zij begrepen dit woord niet, maar vreesden hem ernaar te vragen.
33
Ze kwamen aan in Kapernaüm.
In huis gekomen vroeg hij hen:
Waarover waren jullie onderweg in gesprek5 ?
34
Zij zwegen echter,
want ze hadden onderweg met elkaar woorden gehad6
wie de grootste was.
35
Hij ging zitten7
en riep de twaalf en zei tegen hen:
Als iemand de eerste wil zijn,
die zal van allen de laatste zijn
en van allen de dienaar.
36
En hij nam een kind,
liet het staan in hun midden,
omarmde het
en zei tegen hen:
37
Wie één van deze kinderen ontvangt
met een beroep op mijn naam,
ontvangt mij;
wie mij ontvangt,
ontvangt niet mij, maar hem die mij gezonden heeft.

Noten

  1. Participium aoristus.↩︎
  2. Imperfectum↩︎
  3. Imperfectum↩︎
  4. Participium aoristus↩︎
  5. διαλογίζομαι: disputeren, twisten, in gesprek zijn, overleggen.↩︎
  6. Nu διαλέγομαι↩︎
  7. Participium aoristus↩︎
Scroll naar boven