Marcus 7,24-30

 


geloof over de grenzen

de reden voor een tweede spijziging, nu voor de volkeren

24
Hij stond op vandaar1
en ging weg2 naar het gebied3 van Tyrus4 .
Hij ging een huis binnen.
Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam,5
— het was onmogelijk verborgen te blijven.
25
Ja, gelijk hoorde een vrouw over hem,
die had een dochtertje, haar geest was onzuiver6
zij kwam en viel neer aan zijn voeten.
26
Die vrouw nu was een Griekse,
een Syrofenicische van geboorte7
en zij vroeg hem dat hij de demonie8 zou uitwerpen uit haar dochter.
27
Toen zei hij haar:
Laat eerst de kinderen verzadigd worden,
want het is niet mooi het brood9 van de kinderen10 te nemen
en het de hondjes11 toe te werpen.
28
Zij nu antwoordde
en zegt hem:
Heer,12 ook de hondjes eten onder de tafel
van de kruimels van de kinderen13
29
Toen zei hij tegen haar:
Omwille van dit woord,14
ga heen,
de demonie is uit je dochter uitgegaan.
30
Toen zij dan naar huis was weggegaan,
vond ze het meisje15 in bed liggen
en de demonie uitgegaan.
 

Noten

  1. dit gedeelte vormt de scharnier naar en de reden van twee wonderbare spijzigingen: de eerste: alleen voor Israël: verwijzing naar Num. 27, Ps. 23, 12 korven en 5000 man cf. Joz. 8:12 – en de tweede: nu ook voor de Goyim “omwille van dit woord” dus: 4000 uit alle windstreken en zeven manden = zeven volkeren Deut. 7:1↩︎

  2. of: vertrok↩︎

  3. ὅριον plur. streken, als aanduiding van de veelvormigheid van het heidendom (de Ronde) maar Murre: “het door grenzen ingesloten gebied”↩︎

  4. Fenicië, dus niet in bereik van de “kinderen”↩︎

  5. bescheidenheid vlgs. Naastepad; de Ronde: “hij wilde van niemand iets weten en hij kon niet verborgen blijven”↩︎

  6. met deze vertaling is geprobeerd kasjroet te vermijden en het accent te leggen op de joodse visie: als goy ben je toch al onzuiver; Chouraqui: souffle contaminé↩︎

  7. combinatie van pejoratieve elementen↩︎

  8. zo ook Naastepad↩︎

  9. ἄρτος want het gaat in dit hele gedeelte vanaf Mar. 6:30 t/m Mar. 8:21 om het brood, spijzigingen!↩︎

  10. τέκνον van τίκτω, verwekken, hebr: zowel יֶלֶד‎ als בֵּן‎.↩︎

  11. verkleinwoord; alleen in Mat. 15:26-27 en Mar. 7:27-28, niet in LXX↩︎

  12. in vorige versies, voor 2008, van Nestle staat ook nog ναί – zeker↩︎

  13. παιδίον, die dus kennelijk niet zo netjes met hun “brood” omgaan; παῖς van kind tot knecht algemene aanduiding, hebr: עֶבֶד‎, אִישׁ.↩︎

  14. hiermee is Jezus afdoende beantwoord en wordt de weg vrijgemaakt naar de tweede spijziging↩︎

  15. παιδίον, Murre: verkleinwoord van παῖς; de Ronde: niet meer “haar dochtertje”, maar het kind [meisej faw] als volwaardig lid van het gezin aan tafel↩︎

Scroll naar boven