Jezus
- Vierdag: 29-7-2012, 6e van de zomer
- Boek: Marcus
- Perikoop: Marcus 6,45-56
- Vertaler: Gerda van Deelen
Vertaling
45
En onmiddellijk overreedde hij de leerlingen
aan boord van het schip te gaan
en vooruit te varen naar de overkant,
tot aan Bethsaïda1
terwijl hij zelf de menigte heenzond.
46
Nadat hij afscheid van hen genomen had,
ging hij de berg op
om te bidden.
47
En toen het avond was geworden
was het schip midden op het meer
en hij was alleen op het land.=
48
En ziende
dat zij zich aftobben om vooruit te komen
want ze hadden de wind tegen
gaat hij rond de vierde nachtwake
naar hen toe,
wandelend op het meer
en wil hen passeren.=
49
Wanneer zij hem echter zien
wandelend op het meer,
denken ze dat hij een geestverschijning is,
en schreeuwen het uit.
50
Want allen zijn verbijsterd hem te zien.
Maar meteen spreekt hij met hen en zegt hen:
Houdt moed, ik ben het,
vreest niet.
51
52
Want ze hebben niets verstaan van de broden,
maar hun hart is verhard geworden.
53
En toen ze waren overgestoken
kwamen ze aan land bij Gennésareth
en gingen voor anker.
54
En toen ze uit het schip kwamen
herkenden ze hem onmiddellijk.
55
En zij spoedden zich
door die hele streek
en begonnen diegenen
die er slecht aan toe waren
op matrassen heen te dragen
naar waar ze hoorden dat hij was.
56
En waar hij ook binnenkwam,
in een dorp of in een stad
of op een veld,
op de marktplaatsen,
plaatsten zij de zieken
en smeekten hem of zij
ook maar de kwast van zijn mantel
zouden mogen aanraken;
en zovelen hem aanraakten,
werden gezond.