Marcus 4,26-34

 


een mosterdzaadje gelijk

26
En hij zei:
Zo is het met het koninkrijk van God,
als een mens die zaad werpt op de aarde
27
en slaapt en opstaat
nacht en dag,
en het zaad ontspruit en groeit
zonder dat hij zelf weet hoe.
28
Vanzelf brengt de aarde vrucht voort,
eerst een halm, dan een aar
en dan het volle koren in de aar.
29
Wanneer de vrucht rijp is,
zendt hij terstond de sikkel eropaf,1
omdat de tijd van oogsten is aangebroken.
30
En hij zei:
hoe zullen wij het koninkrijk van God weergeven
of in welke gelijkenis zullen we het onderbrengen?
31
Als een mosterdzaadje, dat,
wanneer het gezaaid wordt op de aarde,
kleiner is dan alle zaden op de aarde,
32
en wanneer het gezaaid is,
komt het op en wordt groter dan alle groene kruiden
en het maakt grote takken,
zodat in zijn schaduw de vogels van de hemel
kunnen nestelen.
33
En in vele van zulke gelijkenissen sprak hij tot hen
het woord, zodat zij het konden horen;
34
en zonder gelijkenis sprak hij niet tot hen,
maar afzonderlijk aan zijn eigen leerlingen
legde hij alles uit.2
 

Noten

  1. graag zou ik het ‘zenden’, dat in ἀποστέλλω verpakt zit, hier behouden↩︎

  2. ἐπιλύω — hij onthulde, verklaarde. Hier gekozen voor ‘uitleggen’↩︎

Scroll naar boven