Het grote gebod
- Vierdag: 23-10-2011, 6e van de herfst
- Boek: Matteüs
- Perikoop: Matteüs 22,34-46
- Vertaler: Kees Meijer
Vertaling
34
Toen de Farizeeën hoorden dat hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht,
kwamen ze samen1 bij hem.
36
”Meester, welke is in de Wet
het grote4 gebod?”
37
38
Dit is het grote een eerste gebod.
39
Het tweede, aan deze gelijk,
Liefhebben zul je je naaste als jezelf.
40
Aan deze twee geboden hangt de hele Wet en de profeten.”
41
Nu de Farizeeën samengekomen waren,
vroeg Jezus hen:
42
43
Hij zegt tegen hen:
Hoe noemt David dan
door de geest sprekend
hem Heer
als hij zegt:
44
De heer zei tegen mijn heer:
ga zitten aan mijn rechter kant
totdat ik jouw vijanden heb geplaatst9 onder jouw voeten”.
45
Als David hem dan heer noemt,
hoe is hij dan zijn zoon?”
46
En niemand was in staat10
hem een woord te antwoorden,
zelfs waagde niemand vanaf die dag
hem nog langer iets te vragen.
Noten
- Aoristus van sunago, samenkomen, vergaderen; Oussoren vertaalt: stromen samen.↩︎
- Eigenlijk: kenner van de wet, advocaat.↩︎
- Proberen, uittesten.↩︎
- In het Grieks geen vergrotende of overtreffende trap!↩︎
- Aoristus van femi: zeggen, verzekeren, verklaren.↩︎
- Net als Oussoren vertaal ik op deze manier het futurum in het Grieks.↩︎
- ‘In’ is nu eenmaal de eerste betekenis van het Griekse ‘en’.↩︎
- Hier opeens, na al de aoristi, een presens.↩︎
- Van tithemi, plaatsen, leggen.↩︎
- In het Grieks ‘dunamai’, krachtig zijn, in staat zijn, kunnen.Oussoren vertaalt schitterend: bij machte geweest.↩︎