Matteüs 25,31-46
- Vierdag: 16-11-2008, 9e van de herfst
- Boek: Matteüs
- Perikoop: Matteüs 25,31-46
- Vertaler: Leen de Ronde
Vertaling
Matteus 25:31-46
31
Wanneer de Zoon des mensen komt in zijn glorie
en al de engelen met hem,
dan zal hij zitten op zijn glorietroon:
32
en voor hem zullen alle volkeren verzameld worden
en hij zal hen van elkaar scheiden,
zoals de herder,
de schapen van de bokken scheidt1
33
En de schapen zal hij dan stellen aan zijn rechterhand
en de bokken ter linkerzijde{het contrast is niet consequent opgebouwd:
schapen en bokken, i.p.v. ooien en bokken}
34
Dan zal de koning zeggen tot hen aan zijn rechterhand:
Komt, gezegenden van mijn vader,
en beërft het koninkrijk,
dat jullie toebereid is
vanaf de grondlegging der wereld.
35
Want ik hongerde
en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst,
en jullie hebben mij te drinken gegeven;
36
37
Toen antwoordden de rechtvaardigen hem, zeggend:
Heer,
wanneer hebben wij u hongerend gezien en u gevoed,
of dorstend en u te drinken gegeven ?
38
Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien
en u gehuisvest,
of naakt en hebben u omkleed ?
39
Wanneer hebben wij u verzwakt gezien
of in de gevangenis
en zijn tot u gekomen ?
40
En antwoordend zal de koning tot hen zeggen:
Amen, ik zeg jullie,
naar mate jullie het gedaan hebben
aan één van dezen van mijn minste broeders,4
hebben jullie het aan mij gedaan.
41
En dan zal hij zeggen tot hen ter linkerzijde:
Ga weg van mij, vervloekten,
naar het eeuwig vuur,
dat de duivel en zijn engelen bereid heeft.
42
Want ik hongerde
en jullie hebben mij niet te eten gegeven,
ik dorstte
en jullie hebben mij niet te drinken gegeven,
43
ik was een vreemdeling
en jullie hebben mij niet gehuisvest,
naakt
en jullie hebben mij niet omkleed,
verzwakt en in de gevangenis
en jullie hebben niet naar mij omgezien.
44
Toen antwoordden ook zij, zeggend:
Heer, wanneer hebben wij u hongerend gezien,
of dorstend, of als vreemdeling, of naakt,
of verzwakt en in de gevangenis,
45
dat wij u niet gediend5 hebben.
Toen antwoordde hij hen, zeggend:
Amen, ik zeg jullie,
naar mate jullie het niet gedaan hebben
aan één van deze minsten,
hebben jullie het ook aan mij niet gedaan.
46
En deze zullen heengaan tot eeuwige straf
maar de rechtvaardigen tot eeuwig leven.