Genesis 2,15-25 en 3 :1 – 9
- Vertaling: Societas Hebraica Amstelodamensis
- voor 10 februari 2008: 1e van de 40 dagen (A-jaar)
- uit Genesis: Genesis 2,15-25 en 3 :1 – 9
Noten
-
Vertaling: Societas Hebraica Amstelodamensis, licht gecorrigeerd door Karel Deurloo.↩︎
-
In ieder geval niet de omkering: God de HEER (zo NBV).↩︎
-
Het gaat om hét gebod, maar in deze vertelvorm (vroeger noemde men het wel het ‘proefgebod’) NBV: ‘hield voor’ mist die belangrijke bijbelstheologische notie.↩︎
-
‘vrij’ en het accent op ‘stérven’ om de infinitivus absolutus weer te geven.↩︎
-
‘vrij’ en het accent op ‘stérven’ om de infinitivus absolutus weer te geven.↩︎
-
3x zot – 2x met ‘zíj’ weergegeven. De ‘isja’ uit de ‘isj’, vgl. de ‘adam’ uit de ‘adama’, onvertaalbaar woordspel.↩︎
-
‘aroem’, homoniem!: onvertaalbaar.↩︎
-
‘onder’: vgl. aroem met: aroer, vervloekt onder al het vee… vers 14.↩︎
-
De slang citeert twee losse flarden uit Gods gebod (‘Je mag alles, maar niet…’) en versjteert het daarmee. Slangentaal i.v.m. met ‘god’ is: Je mag niet…! De NBV gaat in 3,1vv volstrekt de mist in!↩︎
-
De slang vermeed de godsnaam JHWH. De vrouw neemt dat over als zij háár versie geeft van ‘wat God gezegd heeft’ in 2,16.Zij maakt bovendien van ‘álle bomen’ N.B. ‘de vrúcht van de bomen.’↩︎
-
De ‘parafrase’ door de vrouw van wat God gezegd heeft, zet de slang weer recht door letterlijk te citeren: ‘stérven’ [met de inf. abs.]. echter voorzien van ‘lo’. Néé. Der Geist der stets verneint.↩︎
-
NB: meervoud.↩︎
-
‘náákt’ met accenten om de ‘frequentatieve’ vorm: ‘érom’, ipv ‘aroem’ aan te geven.↩︎