Vraag naar de opstanding
- Vierdag: 18-11-2007, 9e van de herfst
- Boek: Lucas
- Perikoop: Lucas 20,27-38
- Vertaler: Marianne Storm
Vertaling
27
Er kwamen enkele Sadduceeën bij hem
die tegenspreken dat er een opstanding is
en zij stelden aan hem deze vraag:
28
29
Er waren nu zeven broers
en de eerste nam een vrouw en stierf kinderloos,
30
toen nam de tweede haar
31
en de derde,
zo lieten de zeven geen kinderen na toen ze stierven
32
Als laatste stierf ook de vrouw.
33
De vrouw nu, bij de opstanding, van wie van hen wordt zij de vrouw,3
want alle zeven hadden haar als vrouw?
35
En Jezus zei hun:
De zonen-en-dochters van deze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt,
maar zij die waardig worden bevonden
aan gindse wereld deel te hebben en aan de opstanding uit de doden,
zullen niet huwen en uitgehuwelijkt worden.
36
37
Dat de doden opgewekt worden,
heeft ook Mozes aangegeven bij de braamstruik6
waar hij zegt van de Heer:
de God van Abraham en de God van Isaac en de God van Jakob,
38
Hij is geen God van doden maar van levenden
want voor hem leven allen.
39
Sommige schriftgeleerden zeiden hem als reactie:
Meester, u hebt mooi gesproken.
Want zij durfden hem niets meer te vragen.
Noten
- De vertaling in de NBV “als een gehuwd man sterft zonder dat zijn vrouw kinderen heeft gebaard” lijkt me meer interpretatie dan vertaling.↩︎
- is er een verband tussen dit werkwoord exanhistèmi en het zelfst.nw anastasis waarover dit fragment gaat?↩︎
- In de NBV is de volgorde helemaal omgegooid – “Wiens vrouw is zij nu bij de opstanding?” – wat jammer is, want de Griekse volgorde geeft heel getrouw de vraag weer, hoe die wordt opgebouwd.↩︎
- aan deze vertaling van Ousso¬ren geef ik de voorkeur boven “kinderen”, als “zonen” te masculien is.↩︎
- Dit is de volgorde in het Grieks; de omgekeerde volgorde lijkt logischer binnen de tekst, zoals Leen de Ronde in zijn commentaar zegt.↩︎
- De NBV voegt hier toe: “in de tekst over de doornstruik” – waarom?↩︎