Openbaring 21,1-27

 


de nieuwe stad

Utopie heeft twee gezichten. Ze kan sussen, zoet houden, kortom quiëtistisch werken; `Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw´; ze kan ook alert houden, hoopvol maken, moed geven aan wie zonder dit perspectief niet meer verder zou kunnen. Op die tweede manier is de schets van de stad aan het eind van Johannes´ Openbaring bedoeld. Daar doet niets aan af, dat het een stad is die uit de hemel komt. Natuurlijk: de toekomst is immers van God, van de hemel. Maar hij komt op aarde, bij de mensen.

tuin en stad

De eerste verrassing is, dat het doel van de geschiedenis een stad is. De bijbel begint met een tuin, maar eindigt met een stad, zoals de profeten al zagen. Dat behoedt ons voor alle simplificatie, als zou het om een `terugkeer naar de onschuld van het paradijs´ gaan. De komst van de stad staat wel haaks op menselijke bedenksels, maar vormt er niet zonder meer een tegenstelling mee. De geschiedenis, hoezeer ook met bloed bezoedeld, wordt niet helemaal teruggedraaid, er vindt iets van integratie plaats. Overigens blijft één ding van het paradijs wel behouden, namelijk het groene karakter: lanen, en bomen die twaalf keer per jaar vrucht geven.

Jeruzalem

De stad heet Jeruzalem. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet. K.H. Kroon heeft erop gewezen1 dat de stad niets van het oude Jeruzalem heeft, maar eerder van Babel. In vs. 26 horen we ook dat `de heerlijkheid en de eer der volken´ in haar gebracht zullen worden. Weliswaar gezuiverd: `in haar zal niets onreins binnen komen´ (vs. 27), maar blijkbaar leveren ook de volkeren iets aan, dat niet onrein is. Het aardse Jeruzalem mag haar naam geven aan de stad, maar het zijn niet haar aardse aspiraties als machtige stad die vervuld worden, nee, haar belofte van vredestad.

Het gaat ook niet om een tempelstad, zoals Ezechiël die tekent (Ez. 40vv), integendeel: wellicht voor kerkmensen wat lastig te verteren, maar er zal geen tempel (en dus ook geen kerk) meer zijn. Godsdienst, juist in zijn beste vorm, streeft naar haar eigen overbodigheid, doordat ze opgaat in het leven zelf. De karikatuur van de hemel is altijd dat wij ons daar dood vervelen omdat we niets anders mogen dan de hele dag psalmen zingen. Het visioen van Johannes is seculier: er is geen aparte plek meer nodig voor de lofzang, omdat mensen zó samenleven dat de dienst-aan-God is geïntegreerd in alles, want Hij is alles-in-allen.

een open stad

Een stad veronderstelt muren, en die zijn er dan ook, en hoog (vers 12), maar er zijn twaalf poorten, en die staan dag aan dag open. Muren dienen om gevaar af te weren, daarom gaan `s avonds de poorten dicht, maar omdat er geen nacht valt, geen bedreiging is, zijn deze poorten altijd open.

De meetkunde van de stad is ingewikkeld. Ze is even hoog als breed als diep, maar lengte en hoogte kloppen niet. De getallen twaalf en duizend spelen een grote rol: 144.000 (vgl. ook Op. 7:4 en 14:1, 3) duidt natuurlijk op Israël in het kwadraat, Israël tot z´n bestemming gekomen. Voor het symbolische karakter van de maten waarschuwt ook de toevoeging `mensenmaat, die engelenmaat is´ (vs. 17). Mensenmaat, dus aards en niet vergeestelijkt, maar die mensenmaat is tegelijk een engelenmaat, een gouden standaard die ons bevattingsvermogen te boven gaat. Het gaat niet om meters, het gaat om de lengte en breedte van Gods goedheid (vgl. Efes. 3:18) die veel royaler uitvallen dan wij dachten.

de tranen

Het wonderlijkste is, dat de tranen door God zelf worden afgewist. Dat is ook nodig, want het gaat hier om een geweldige vraag: kan het ooit nog echt goedkomen met de geschiedenis? Ook al zouden vanaf nu alle haat en geweld, ziekte en dood aan banden gelegd zijn, worden we dan toch niet terneergedrukt door alles wat geschiedt is, alle verlies dat geleden werd, alle angst en pijn in onze herinnering? Nog steeds zijn we bezig verdriet en pijn van de oorlog die 70 jaar geleden eindigde te verwerken, en ook de slavernij, 150 jaar geleden afgeschaft, is nog geen voltooid verleden tijd. Je hoeft geen psycholoog te zijn om te weten, hoe diep trauma´s kunnen zitten. De grootste belofte van dit hoofdstuk is wellicht, dat er niet vergeten wordt — zie het vorige hoofdstuk over de boeken die geopend en de schuldigen die ter verantwoording geroepen worden — maar er op de een of andere manier wel een weg voorbij het leed is. Slachtoffers blijven niet eindeloos getraumatiseerde slachtoffers, tranen kunnen definitief gedroogd worden, al is de manier waarop voorlopig nog een goddelijk geheim.

Noten

(1): K.H. Kroon, Openbaring 12-22 (Verklaring van een bijbelgedeelte). Kampen (Kok) z.j., 163v.

Scroll naar boven