Exodus 2,11-22

 


Mozes’ vlucht

Mozes is `groot geworden´. En nu zal dan moeten blijken wie hij is: of hij is ingepakt in de Egyptische hofkliek, of dat hij er toch zal zijn voor zijn broeders in nood. Dat dat kán, weten we van Jozef, die ook op zijn hoge positie solidair kon zijn met zijn volk.

Mozes `trok uit´ (vs. 11). Hetzelfde werkwoord dat later de uittocht van het volk zal aanduiden. Mozes moet eerst zelf uit de luxe van het paleis uittrekken, naar zijn broeders, om later met dit volk te kunnen wegtrekken van Egyptes vleespotten. Hoe hij hen herkent als volksgenoten houdt de schrijver niet bezig. Hij ziet hen. Dat zien komt drie keer vlak bij elkaar voor (veel vertalingen drie verschillende werkwoorden): Hij zag zijn broeders — zag hoe een Egyptenaar een Hebreeër sloeg — zag, dat er niemand was. Zien is hier meer dan `toeschouwer zijn´, het is omzien naar, het geeft een persoonlijke betrokkenheid aan. Mozes komt op voor de broeder, voor het recht, voor de menselijkheid.

bevrijding met alle geweld?

Het cruciale punt in de volgende scene is nu, hoe het optreden van Mozes gewaardeerd moet worden, en in de eerste plaats: hoe het verhaal dat waar– deert. Mozes komt op voor de mens die zucht onder het slavenjuk, de broeder in de verdrukking. Dat moet in ieder geval positief gewaardeerd worden. Gemakkelijk moralisme kan geen ruimte krijgen, want wie hier pleit voor geweldloosheid, moet dat maar eens uitleggen aan de Hebreeër. Maar of daarmee de daad van Mozes zonder meer en in absolute zin goedkeuring ontvangt, is een andere vraag. Niet vanuit een toeschouwershouding, maar delend in het engagement van Mozes mag die vraag ook gesteld worden.

Nu hebben we echter een uitleg van het verhaal in het Nieuwe Testament, Handelingen 7:23-28. Daar is de interpretatie: Mozes deed wat hij moest doen, alleen wilden zijn volksgenoten maar niet inzien dat hij inderdaad de rechter en bevrijder moest worden. Dat is een kant van deze tekst, maar is dat alles?

Om te beginnen kunnen de woorden `hij zag, dat er niemand was´ in vs. 12 al op meerdere manieren uitgelegd worden. Voor de hand ligt: kijken of niemand hem zou betrappen. Maar evengoed is mogelijk: hij zag, of er niet een ander was om te helpen. Dat geeft meteen een heel andere waardering van Mozes´ daad. Hij treedt op, omdat er iemand in nood is, en niemand anders om te helpen. We hoeven daarvoor overigens niet aan te nemen dat de Egyptenaar de Hebreeër had doodgeslagen.1 Het is weliswaar hetzelfde werkwoord, maar dat heeft lang niet overal de betekenis doodslaan (vgl. bijv. vs. 13).

De volgende dag is Mozes er weer. Zijn omzien naar zijn volk is geen bevlieging geweest, hij blijft betrokken. Maar nu ziet hij die interne ruzie tussen twee Hebreeërs. Opnieuw probeert hij te helpen, maar nu blijkt, dat de bevrijdingsdaad van de vorige dag hem helemaal niet zo duidelijk als bevrijder heeft aangewezen. Ook hier kunnen we weer op twee manieren duiden. De ene Hebreeër, de schuldige, geeft Mozes van repliek: `Wie heeft jou opzichter en scheidsrechter gemaakt?´ Bovendien duidt hij het `slaan´ van de vorige dag als `doden/moorden´. Is hij slechts iemand met een slavengeest, die bang is voor represailles, die de bevrijding niet ziet waar ze al begonnen is? Of moet je toch ook zeggen dat zijn woorden waarheid in zich hebben? Mozes is (nog) niet aangesteld tot opzichter en scheidsrechter over zijn volk. Dat zal hij in het volgende hoofdstuk pas worden. En het blijkt dus niet goed mogelijk, op deze manier aan het volk duidelijk te maken wie hij is, en wat hij gaat doen. De bevrijding begint niet met het doodslaan van één Egyptenaar, en dan nog een, en nog een. Zo eenvoudig is het niet.

Wat Mozes doet, daarvoor is begrip. Het verhaal veroordeelt Mozes´ daad niet, maar prijst die ook niet aan als de te volgen weg. Zodoende is het verhaal is niet makkelijk voor je karretje te spannen, noch voor wie strikte geweldloosheid wil bepleiten, noch voor wie (bevrijdend) geweld wil rechtvaardigen. De zaak is trouwens ook al uitgelekt. De farao wil nu Mozes doden, zodat hij moet vluchten. In Midjan kan hij nogmaals laten zien, dat hij inderdaad opkomt voor wie in de verdrukking zit, nu voor de meisjes bij de bron die zeven zusters blijken te zijn. Ook nu is zijn handelen gericht op `bevrijden´. Door dit optreden vindt hij ook zelf een plaats. Hij wordt geheel opgenomen in deze Midjanitische familie, trouwt, krijgt een zoon. De omwegen die het bevrijdingsverhaal maakt, zijn lang. Het lijkt of de bevrijder reeds lang uit het bereik van zijn volk is geraakt.

Gods omzien

Dan volgen echter Ex. 2:23-25. Daar wordt, in zwaar geladen termen, van het omzien van God verteld. Deze verzen zijn te beschouwen als het motto van het hele Exodus-verhaal. Ze staan ook precies op de eerste wending in het verhaal. Ging tot nu toe de geschiedenis zijn eigen schijnbaar onvermijdelijke loop, zonder dat God handelend ingreep, in het vervolg gaat dat anders worden. Hier valt het grote woord waar het om gaat: het verbond. De geschiedenis met de aartsvaders begonnen gaat dóór. Mozes gaat nu geroepen worden. De verzen zijn duidelijk genoeg: het volk roept uit de nood van de slavernij. En omdat er niemand is op aarde die hoort, en redt, stijgt het geroep tot aan de hemel. En God, Hij hoort — gedenkt het verbond — ziet — kent. Weer dat zien, in de betekenis van omzien naar. God zelf ziet om naar zijn volk, Hij trekt zich het lot van Israël aan. Vanaf nu neemt Hij zelf de bevrijding van zijn volk ter hand.

Noten

(1): Zo N.A. Schumann, Voortvarend en vierend. Stap voor stap door het boek Exodus. Delft 1985, 12-14.

Scroll naar boven