Hooglied 2,1-7
- Vertaling: Societas Hebraica Amstelodamensis
- voor 3 mei 2015: 5e van Pasen (B-jaar)
- uit Hooglied: Hooglied 2,1-7
Vertaling: Societas Hebraica Amstelodamensis
==[zij:]1
1
Ik ben een narcis van de Saron, een lelie der dalen.
[hij:]
2
Als een lelie onder de dorens,
zo is mijn vriendin onder de dochters.
[zij:]
3
Als een appelboom onder de bomen van het woud,
zo is mijn liefste onder de zonen;
in zijn schaduw verlang ik te zitten,
zijn vrucht is zoet voor mijn gehemelte.
4
Hij bracht mij binnen in het wijnhuis,
zijn vaandel boven mij is liefde.
5
Verkwik mij met rozijnenkoeken, verfris mij met appels,
want ziek van liefde ben ik.
6
Zijn linkerarm ligt onder mijn hoofd,
zijn rechterarm omvat mij.
7
Ik bezweer je, dochters van Jeruzalem,
bij de gazellen of de reeën2 van het veld:
maak de liefde niet wakker, wek haar niet voordat het haar behaagt!3
Noten
-
Om de verschillende stemmen te onderscheiden is er voor gekozen die aan te geven met behulp van tussenkopjes, waarbij drie `personages´ worden onderscheiden: het meisje (zij), de jongen (hij) en een derde partij, die als koor wordt aangeduid.↩︎
-
`de gazellen of de reeën´: Vgl. 2:9, 17; 3:5. In 2:7 en 3:5 heeft het Hebreeuws de vrouwelijke vorm van het zelfstandig naamwoord gebruikt (`gazellenwijfjes´), in 2:9 en 2:17, waar de minnaar met deze dieren wordt vergeleken, de mannelijke↩︎
-
Met dank aan SHA en NBG. De gehele vertaling van Hooglied (4e druk) is verschenen onder ISBN 978-90-6126-074-5↩︎