Jesaja 41,17-20
- Vertaling: Kees van Duin
- voor 25 mei 2014: 6e van Pasen (A-jaar)
- uit Jesaja: Jesaja 41,17-20
Vertaling: Kees van Duin
Noten
-
Het blijft een hachelijk ondernemen met botanische namen bekend en in gebruik in een west-Europees, dus niet-subtropisch, land de bomen hier door DtJes opgesomd te benoemen.
Opmerkelijk is dat de vertalingen het over de eerste drie (vier) (v.19a) in hoge mate eens zijn. Vertaaltraditie? Voor de laatste drie (v.19b) is dat in veel mindere mate het geval.
Op (nog) lossere schroeven komt de vertaling te staan als men zich verdiept in enige geschriften aan de Bijbelse flora gewijd. Bijvoorbeeld:
Fauna and Flora of the Bible. Helps for Translators, vol. XI (United Bible Societies, 1972);
Hendrik Izaäk de Smit, Nefesj chajjá. levende ziel. Dierenleven in Israël [etc.] (Valthermond, 1974) p.374;
Daan Smit, Planten uit de Bijbel [etc.] (Nijkerk, 1992);
Michael Zohary, Het plantenrijk van het land van de Bijbel (Zwolle, [s.a.])
Gelukkig is deze vertaalproblematiek voor de vertolking niet doorslaggevend. Hoewel?
Zohary stelt de vraag waarom er acacia’s “naar een plaats moesten waar ze al in overvloed voorkwamen”! “Dit laat zien hoe moeilijk het is de vele planten waar de profeet Jesaja het over heeft, van de juiste naam te voorzien”. (p.116) En: “in Jes 41:19 (…) wordt de acacia genoemd als een boom die de woestijn een ander uiterlijk zal geven. Maar de woestijn wemelde juist van de acacia’s, wat de vertaling erg onwaarschijnlijk maakt”. (p.15) ↩︎