Rechters 12,1-6
- Vierdag: 9-6-2024, 2e na Trinitatis
- Boek: Rechters
- Perikoop: Rechters 12,1-6
- Vertaler: Leo van den Bogaard
Vertaling
12, 1
2
Jefta zei tot hen:
‘In hoge mate was ik en mijn volk
een man in conflict met de zonen van Ammon;
en ik riep6 u,
maar u hebt mij niet uit hun handen gered.
3
Toen ik zag dat u niet te hulp kwam,
heb ik mijn leven in7 de waagschaal gesteld
en trok ik op tegen de zonen van Ammon
en de Ene gaf ze in mijn hand.
Waarom bent u mij deze dag tegemoetgetreden om oorlog te voeren met mij?’
4
5
6
Noten
- manschap: Voor dit enkelvoud (collectivum) אִישׁ z. bv. Recht 7,21; 8,1, 22; 9,55.↩︎
- naar Safon: Of: ‘noordwaarts’. Safon ligt aan de oostzijde van de Jordaan (Joz. 13,27), ongeveer halverwege het Meer van Galilea en de Dode Zee. Efraïm ligt aan de westzijde van de Jordaan, ongeveer ter hoogte van de zuidelijke helft van de Jordaan. Z. ook n. 9.↩︎
- oorlog te voeren met de zonen van Ammon: Zie Recht. 11,27-29.32-33; z. ook Recht. 8,1-3.↩︎
- boven u: D.w.z. ‘met u erin’, zie ook 1 Kon. 16:18.↩︎
- met het vuur: De collocatie ‘verbranden met (het) vuur’ (בָּאֵשׁ שׂרף) is in het Nederlands een pleonasme, maar is in het Bijbels Hebreeuws wel gebruikelijk en komt 69× voor.↩︎
- riep: Het woord זעק [‘oproepen’, ‘(te hulp) roepen’] klinkt bijna hetzelfde als צעק (‘onder de wapenen roepen’, ‘oproepen’) in v. 1.↩︎
- in de waagschaal gesteld: Lett.: ‘in mijn handpalm (כַּף) geplaatst’, zie ook 1 Sam. 19,5; 28,21; Job 13,14. Vgl. Ps. 119,109. Het woord כַּף kan ook ‘schaal’ betekenen: Ex. 25,29; Num. 7,14.84.86; 1 Kon. 7,50; Jer. 52,18. Jefta’s woordgebruik valt op: מִיָּדָם (‘uit hun handen’, v. 2) — בְכַפִּי (‘in mijn handpalm’) — בְּיָדִי (‘in mijn hand’).↩︎
- ging oorlog voeren: Een narratief met inchoatieve betekenis; z. Lettinga Grammatica (12e ed.), § 77 d 1.↩︎
- Gilead … Efraïm … Manasse: De grenzen tussen Efraïm en Manasse waren niet scherp afgebakend; beide hadden grondgebied buiten het eigen territorium, wat o.a. valt af te lezen uit v. 5: Efraïm had ook de controle over oversteekplaatsen in de Jordaan. De Gileadieten woonden dus in het gebied van Efraïm en Manasse.↩︎
- veroverde de oversteekplaatsen, zie ook Recht. 3,28; vgl. 7,24.↩︎
- oversteekplaatsen: D.w.z. ‘doorwaadbare plaatsen’, ‘wadden’, ‘voorden’. De Statenvertaling 1637 vertaalt ‘veyren’, d.w.z. de ‘veren’ oftewel veerponten, zie ook v. 6. De SHA-vertaling vertaalt מַעְבְּרֹות met ‘voorden’, wat mooi aansluit bij de vertaling van עבר (‘voorttrekken’) in vv. 1 en 3, maar de eerste keer in v. 1 en in v. 5 wordt ‘overtrekken’ vertaald. ‘Voorden’ is in het Nederlands etymologisch verwant met ‘voeren’. Zie nog Gen. 32,23, וַיַּעֲבֹר אֵת מַעֲבַר יַבֹּק, mogelijkerwijze niet ver verwijderd van waar zich Recht. 12,5 en 6 afspeelt. In modern Hebreeuws betekent מעבר ‘grensovergang’, wat hier als connotatie meespeelt.↩︎
- hem: Hier enkelvoud; ieder afzonderlijk wordt aangesproken.↩︎
- Thibbolet … Sibbolet: Waarschijnlijk spraken de Gileadieten ’thibbolet’ met een th uit zoals de Engelsen ’think’, terwijl de Efratieten ‘sibbolet’ zeiden zoals sommige Nederlanders ‘sink’ zeggen. Z. WiBiLex, i.v. Schibbolet; voor verdere literatuur zie. J-M § 3c. Vgl. ook סָלֹם als nevenvorm van שָׁלוֹם in buitenbijbels Hebreeuws (5/6ḤevEp 1, r. 2; een van de Bar Kochba brieven), Arab. ﺻﻼﻡ naast Hebr. שָׁלוֹם en Aram. תּוֹר naast Hebr. שׁוֹר. Het woord שִׁבֹּלֶת komt in de Bijbel niet vaak (in totaal 19×) voor en kan verschillende betekenissen hebben: (maal)stroom, korenaar/boomkruin of meanderende rivier. סִבֹּלֶת komt alleen hier voor.↩︎
- vielen: Voor het enkelvoud וַיִּפֹּל zie BHQ, 89*.↩︎
- Met dit vers sluit de Jefta-geschiedenis, die in Recht. 11,1 (of 10,17) was begonnen.↩︎
- in zijn stad, in Gilead: Tekstcorrectie: בְּעִירוֹ בְגִלְעָד i.p.v. בְּעָרֵי גִלְעָד ‘in de steden van Gilead’ (zie BHQ, 89*).↩︎